Man-en-vrouw-op-brug-buiten

Vernieuwen van uitzend-cao blijkt heuse strijd

Publicatiedatum 1 januari 0001

Per 1 juni 2021 zou de nieuwe cao voor uitzendkrachten in moeten gaan. Het is de vakbonden echter nog niet gelukt om een akkoord te sluiten met de werkgevers. Ondanks dat de partijen al sinds september 2020 regelmatig met elkaar om de tafel zitten, lopen de wensen te ver uiteen en houden beide fronten voet bij stuk.

De Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) en de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU) vertegenwoordigen hun leden, de werkgevers in de uitzendbranche, bij het afsluiten van de nieuwe cao voor uitzendkrachten. Tegenover hen staan de vier vakbonden die de belangen van de flexwerkers behartigen (CNV Vakmensen, FNV Flex, LBV, de Unie). Na ruim een half jaar onderhandelen is het niet gelukt om een nieuwe overeenkomst af te sluiten. Er blijken een aantal punten te zijn waarop het spaak loopt. Marcel Reijmers van FlexKnowledge zette deze heel mooi op een rijtje. Hier volgt een korte samenvatting.

Voorstel ABU & NBBU

Om te beginnen hebben de werkgevers het voornemen de looptijd van fase A te verkorten naar 52 weken en fase B naar 3 jaar, wat betekent dat fase C (contract voor onbepaalde tijd) na 4 jaar dient te worden verstrekt, waar dat op dit moment nog 5,5 jaar is. Daarnaast willen zij de wachttijd voor het opbouwen van pensioen verkorten naar 8 weken in plaats van 26, conform de wet die op 1 januari 2022 van kracht zal gaan.

Een ander punt is de verhoging van het percentage van het loon dat gaat naar duurzame inzetbaarheid. Deze gaat van 1,02% enkel in fase A naar 1,5% in alle fasen. Hiervan gaat 1,0% naar het keuzebudget (verlof, opleiding, pensioen, vakbondcontributie, etc.).

Tegenvoorstel vakbonden

Ondanks dat flexwerkers erop vooruitgaan met het voorstel van de werkgevers, zijn de vakbonden allesbehalve tevreden. Zij willen de looptijd tot fase C namelijk verkort zien tot 3 jaar (26 weken fase A en 2,5 jaar fase B). Zo hebben flexwerkers sneller zicht op een vaste aanstelling en zekerheid, mits ze daarnaar verlangen. Verder zijn de vakbonden van mening dat iedere flexwerker direct pensioen op dient te bouwen over het volledige loon vanaf zijn of haar eerste werkdag.
Ook CNV Vakmensen pleit voor een hoger ontwikkel- en inzetbaarheidsbudget. Zij willen deze namelijk vastleggen op 2,75% ten opzichte van de 1,5% die de werkgevers nu voorstellen.
Ten slotte maken de vakbonden zich hard voor een toeslag op het brutoloon van de flexwerker, ter vervanging van de arbeidsvoorwaarden die niet vastgelegd zijn in de inlenersbeloning.

Prognose

De voorstellen van beide partijen liggen ver uit elkaar. Geen van beide partijen is nog bereid tot het sluiten van een compromis, waardoor een akkoord nog niet in zicht is. Het FD meldt dat de ABU en NBBU bang zijn dat het voorstel van de bonden het einde van de uitzendsector teweeg gaat brengen. Daar tegenover staat dat de bonden van mening zijn dat de ABU en NBBU enkel meegaan met de wet- en regelgeving die door de overheid wordt opgelegd en verder weinig initiatief tonen om de flexwerker tegemoet te komen. Kortom, beide partijen staan lijnrecht tegenover elkaar en de toekomst zal moeten uitwijzen wat de gulden middenweg is.